- preuve
- preuve [pruv]〈v.〉1 bewijs2 blijk ⇒ teken3 〈juridisch〉bewijs ⇒ bewijsstuk, bewijsmiddel4 〈wiskunde〉proef5 gehalteproef ⇒ bepaling van alcoholgehalte♦voorbeelden:1 démontrer preuve en main • met het bewijs in de hand aantonenla preuve vivante • het levende bewijsfaire la preuve que • het bewijs leveren datà preuve • getuigejusqu'à preuve (du) contraire • tot het tegendeel is bewezenpreuve par l'absurde • bewijs uit het ongerijmdec'est la preuve que • ik leid eruit af dat2 faire preuve de qc. • blijk geven van ietsfaire ses preuves • zichzelf bewijzen, zijn sporen verdienen〈informeel〉 à preuve que • getuige het feit dat3 preuve contraire • tegenbewijspreuve testimoniale • getuigenbewijs4 preuve par neuf • negenproeff1) bewijs2) blijk, teken3) proef [wiskunde]4) gehalteproef [alcohol]
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.